Kritiek op Ajax-leiding: ‘Boos worden is voor de kleintjes’
Journalist Sjoerd Mossou heeft de afgelopen weken met verbazing gekeken naar de openlijke tirades bij Ajax. Zowel trainer Alfred Schreuder als technische man Gerry Hamstra pakte uit met een paar ferme media-optredens. Zo schoot Schreuder uit zijn slof toen hij na afloop van de 7-1 overwinning op Excelsior met de pers sprak en ging Hamstra er met gestrekt been in toen hij in aanloop naar de wedstrijd tegen Liverpool voor de camera van RTL 7 verscheen.
Het stoom kwam uit de oren van Hamstra toen hij een vraag kreeg over de Europese ambities van Ajax. ‘Plots begon Hamstra te briesen en te sputteren. Iets over ‘feiten’ en ‘nuance’, over ‘context’ en over de exacte betekenis van het woord ‘overwinteren. (…) Wat het boos zijn van Hamstra extra opvallend maakte: vorige week was Alfred Schreuder ook al boos. De trainer van Ajax was er zogezegd ‘klaar mee’, en hield daarom een uitgebreide tirade in de perskamer. Hamstra boos, Schreuder boos; je zou kunnen stellen dat ze bij Ajax nogal boos zijn de laatste tijd’, schrijft Mossou in zijn column in het Algemeen Dagblad.
Zowel Schreuder als Hamstra werd volgens Mossou ‘defensief boos’. ‘De trainer vanuit, enigszins begrijpelijk, persoonlijk belang: na de gênante voorstelling met Dusan Tadic in Volendam, die als wisselspeler publiekelijk zijn trainer overvleugelde, vond Schreuder het nodig om even zijn ballen te laten zien. Hij was heus geen softie. Kijk maar eens hoe boos hij kon worden’, aldus Mossou. ‘Het boos zijn van Hamstra was minder geregisseerd, maar het werd er allemaal niet beter op, integendeel. Hier stond niet de directeur van Ajax, maar de filiaalmanager van pak ‘m beet Emmen of NAC, die aandoenlijk boos werd omdat het lokale sufferdje – foei! – een paar kritische noten had gekraakt. Bij ESPN noemde oud-voetbaltrainer Robert Maaskant dat ‘heel provinciaals’.’
Waar Ajax met Marc Overmars als technisch directeur en Erik ten Hag onverstoorbaar leek, is dat nu anders. ‘Nooit beten ze openlijk terug of verdronken ze in emoties. Zelfs als ze stiekem kookten van woede, bleven ze ogenschijnlijk stoïcijns. Exact daarin is Ajax vrijwel altijd meester geweest, veel meer dan aan PSV of Feyenoord. Hoe scherp ook de kritiek, hoe bijtend ook een stukje in de krant, hoe hevig ook een crisis: naar buiten toe zijn de Amsterdamse kopstukken vrijwel altijd onwrikbaar, in elk geval in het publieke domein. Exact zo hoort dat bij een topclub, al helemaal bij de grootste club van Nederland. Altijd groot blijven. Geen emotionele zwaktes tonen. Niet kinderachtig doen. Geen journalisten opbellen omdat een stukje je niet aanstaat. Niet in de verdediging kruipen. Nóóit verongelijkt doen voor een camera. Grote jongens blijven koel en onbewogen. Boos worden is voor de kleintjes.’